“Hoi, ik ben thuis!” brult Thijs van 11 enthousiast door de keuken. “Fijn, gezellig, lust je limonade?” Thijs heeft dorst en ploft op een stoel. Intussen ruimt zijn moeder met een zucht zijn jas en zijn tas op. “Thijs waar is je broodtrommel?” “Hij zit niet in je tas.” “Oeps, vergeten, nog op school denk ik”. “En hoe lang zit die brief al in je jaszak?” “Weet ik niet meer, nog niet zo lang”, aarzelt Thijs. “Denk nou eens een keer om je spullen; jij vergeet alles!” Thijs kijkt wat ongelukkig. Hij vergeet inderdaad veel, maar hij doet het niet met opzet. Het gebeurt gewoon steeds weer: broodtrommel vergeten, gymgoed niet bij zich, te laat thuis, fietssleuteltje weg… Een eindeloze rij, waar Thijs moedeloos van wordt en zijn moeder radeloos.
Zij besluit om het probleem aan mij voor te leggen tijdens het spreekuur. Ik vertel haar dat Thijs waarschijnlijk niet goed weet hoe hij zijn geheugen handig kan gebruiken. Hij mist enige vaardigheden, waardoor hij niet op het juiste moment over de juiste informatie kan beschikken. Ons geheugen werkt als een soort zeef, waarin alle informatie die je ziet en hoort terechtkomt. Informatie die niet nodig is valt er door heen en informatie die wel gebruikt kan worden blijft achter. Vervolgens wordt de achtergebleven informatie gesorteerd, opgeborgen en wanneer dat nodig is weer opgezocht. Thijs verliest blijkbaar veel informatie en wat wel achterblijft wordt niet zo gesorteerd en opgeruimd dat hij het weer kan terugvinden. Met enige oefening is hier beslist verbetering in te brengen. Op mijn advies plakt moeder stickers met daarop een korte boodschap of een bijpassend plaatje op plaatsen waar Thijs regelmatig iets vergeet.
Als hij nu thuiskomt herinnert een vrolijk stickertje hem aan het opruimen van jas en tas. Lijstjes helpen hem bij het opbouwen van routine en hij kan er op kijken als hij het niet meer weet, of controleren of hij alles bij zich heeft. Als Thijs iets voor moeder moet doen, dan laat ze hem de opdracht even herhalen. Zo zijn ze beiden verzekerd van een juiste uitvoering. Tenslotte is er een aantal spelletjes dat de ontwikkeling van het geheugen bevordert: memory, ik ga op reis en neem mee, kwartetten. Ook samen boodschappen doen en onthouden wat er aangeschaft moet worden is een prima geheugentraining. Thijs is een maand later goed vooruit gegaan; de meeste lijstjes kent hij uit zijn hoofd en hij past ze goed toe. “Tenminste, als hij eraan denkt!” voegt moeder lachend toe. Ze zal nu minder hulpmiddeltjes gebruiken, zodat Thijs uiteindelijk leert om de geheugensteuntjes zelf in de gaten te houden, zonder de zorg van zijn moeder.
Gerien van der Stam
GZ-psycholoog