Ze komen er samen over praten, de vader en moeder van Daniel (9 jaar). Hij luistert heel slecht, is druk, zuigt eindeloos op zijn duim, slaapt pas heel laat en komt dan nog regelmatig uit zijn bed. Moeder kan hem nog wel aansturen, al kost het haar moeite, maar van vader vraagt het te veel. Daniel’s vader heeft longkanker en is vaak erg moe. Sinds hij ziek is werkt moeder een groot gedeelte van de week, terwijl vader thuis is en na schooltijd voor zijn zoon zorgt. Daniel weet dat zijn vader ziek is, maar desondanks is hij lastig en daagt hij zijn vader uit. Vader en moeder begrijpen het niet zo goed; ze hebben waarschijnlijk niet zo heel veel tijd meer samen en die tijd willen ze zo harmonieus en gezellig mogelijk besteden. Ze weten wel dat de toestand van vader achteruit gaat, maar besteden daar liever geen tijd aan. Daniel willen ze hier in elk geval niet mee belasten, want dan zou hij zich te veel zorgen gaan maken.

Op mijn vraag of er wel eens met Daniel gepraat wordt over papa’s ziekte antwoorden ze ontkennend. Hij vraagt er nooit naar en zelf beginnen ze er dan ook liever niet over. Hij zou zich dus best zorgen kunnen maken over zijn vader geef ik aan, want hij maakt de ziekenhuisopnames en de gevolgen van behandelingen wel mee. Als een ouder ongeneeslijk ziek wordt en zoals de vader van Daniel waarschijnlijk zal sterven is onderling contact, waarbij men open en eerlijk met elkaar kan praten en gevoelens kan delen, heel belangrijk. Kinderen horen er dan ook bij, ze maken immers deel uit van het gezin. Zorgen en problemen voelen ze heel goed aan. In hun eigen fantasie kan een probleem zelfs in omvang steeds groter en bedreigender worden. Door de zo goed bedoelde bescherming staat Daniel er alleen voor, met al zijn twijfels, pijn en verdriet. Telkens opnieuw probeert hij met zijn lastige uitdagende gedrag zichzelf te bewijzen dat het allemaal wel meevalt met papa. Als hij er niet meer uitkomt en bang is dat het misschien helemaal niet meevalt, troost hij zich met een duim in zijn mond. Omdat vader en moeder het zelf in dit stadium moeilijk vinden om hier met Daniel over te praten, spreken we af dat ik contact met hem zal hebben.

Ik kan hem in eerste instantie steun bieden en een mogelijkheid geven om zijn angst en twijfel te uiten. Hij krijgt een knuffelvriendje mee naar huis, waar hij elke avond voor hij gaat slapen tegen kan praten. Zo kan hij gevoelens uiten in plaats van ze in te slikken door op zijn duim te zuigen. Met moeder bereid ik na enige tijd een gesprek voor dat zij met Daniel zal voeren waarin ze hem zal vertellen over het verloop van vaders ziekte. Ook de dodelijke afloop van deze ziekte zal aan bod komen. Daniel ontkent en twijfelt nu niet meer, maar begint te verwerken, net als zijn vader en moeder. Er volgt nog een moeilijke weg met veel onzekerheden, maar nu hebben ze in ieder geval elkaar.

Gerien van der Stam
GZ-psycholoog